Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], En Hij heeft tot Mij gezegd: [12]Gij zijt Mijn Knecht, Israel, [13]door Welken Ik verheerlijkt zal worden. 12. Zie boven hfdst.42 vs.1, en hfdst.51 vs.16. De zin dezer woorden is: O Christus, Gij zijt niet alleen mijn knecht; maar Gij zijt ook de rechte Israel, die met God en zijn machtigen toorn strijdende, de overwinning behouden zult, waarvan Jakob alleen een voorbeeld geweest is als hij, met den engel des Heeren strijdende, dien overwonnen heeft, waarvan hij den naam Israel gekregen heeft. 13. Of, in welken. Anders: Israel [is degene] van welken Ik mij door u roemen zal. De zin is: Ik beveel U dat gij vooreerst mijn heerlijk woord zult voordragen den Israelieten, of dat gij onder hen allereerst mijne heerlijkheid zult verkondigen. Zie Matth.10:6, en Matth.15:24; Hand.13:46, en Hand.28:25, enz.
, [2004], David Kummerow, Re-examining the Referent(s) of Isaiah 49:1-13; This article argues that the links between, and terminology of, Isaiah 49:1-6 and 7-9b closely associate different referents: the Servant in the former and Israel in the latter. This close association of the two referents, which has led to the common understanding that only one referent, the Servant, is here on view, instead functions to reveal that restored Israel becomes involved in the Servant's mission. God's goal of bringing blessing to the world is both through the work of the Servant and restored Israel.